Column Erina: Regels
Column Erina: Regels

Column Erina: Regels

Kunst & Cultuur

Ik ben een fietser. Al op mijn twaalfde fietste ik 15 kilometer naar school. En weer naar huis. We klaagden soms over regen en wind, maar niemand kwam op het idee om een motortje uit te vinden zodat je altijd wind-mee zou hebben. Voor dat soort dingen moest je zestien zijn en genoeg geld hebben om een scooter te kunnen kopen.

Het voordeel van mijn school-fietstochten is dat ik nog steeds graag fiets. Behalve als het regent, dan blijf ik binnen. Ik heb al wel tien regenpakken gehad, maar geen enkele hield mij droog. De luchtdoorlatendheid van die dingen is zo miserabel, dat je zelf je eigen regen produceert aan de binnenkant van het pak. Het is een onplezierig soort regen, die je de hele dag blijft ruiken. Dat vind ik niet nodig voor mijn collega’s. Die weten zo ook wel hoe sportief ik ben.

Over de hele wereld wordt gefietst. Deze weken vooral in Frankrijk. Je kunt geen radio aanzetten of de Franse kazen en stokbroden zwijmelen met je mee. Iedereen weet dat er weer een wedstrijd wordt gehouden. Eerder gebeurde dat altijd in juli, maar de corona gooide ook hiervoor zand in de raderen.

Onze Jumbo-ploeg schijnt goede zaken te doen, maar niet met onze streekgenoten. Die zijn zo’n beetje allemaal omgevallen. Of ze deden al niet mee. Of ze gaven op. Op de radio leidde dat tot verhitte discussies, waarbij de kenners zich afvroegen hoe dat nou verder moest. Een presentator wist het wel: de Tour zou gewoon op z’n Frans verder gaan. “Op z’n Frans?” vroeg de ander, waarna er werd uitgelegd: Als er iets niet kan, dan kan het toch. “Dus je regelt de regels zo, dat er altijd iets geregeld kan worden,” zei hij blij. De andere begreep het meteen: “Op z’n Frans is dus eigenlijk, zoals ze dat in Brabant altijd al doen.” En dat begreep ik nou weer niet.