Column Erina: Vaas
Column Erina: Vaas

Column Erina: Vaas

Kunst & Cultuur

De vakantie is voorbij. En alsof het heel gewoon was, stapte ik maandagmorgen op mijn fiets richting kantoor. Dat had ik in geen maanden meer gedaan. De weg leek opeens veel langer. Ik merkte het vooral toen ik eindelijk was aangekomen, van de fiets stapte en mijn beenspieren flink protesteerden. Het was lang geleden dat ze zoveel moeite moesten doen. 

Kantoor stond er nog. Tenminste, de buitenkant. Binnen was de helft van de bureaus verdwenen. Het leek alsof iemand met een meetlat door de kantoortuin was gegaan en alle dingen op anderhalve meter van elkaar had gezet. De kapstokken waren weggehaald. Iedereen moet voor zijn eigen jas zorgen. Maar het koffie-apparaat stond er nog. En de plastic bekertjes ernaast ook. Hoe hard ik ooit mopperde op de koffie, het was toch erg lekker om gewoon, ouderwets aan een bekertje te kunnen slobberen. 

Enthousiast maakten we plannen voor de lunch. De kantine zou weer open zijn. Je kon er natuurlijk een kroket bestellen, maar daar zouden de coronakilo’s niet van verdwijnen. Samen met mijn collega besloot ik een salade te bestellen. Een echte salade met heel veel sla. Een heerlijke dressing, wat olijven en een paar blokjes feta waren genoeg om het een Griekse salade te noemen. 

Er bovenop lagen wat groene versierselen. Het was geen bieslook, dat kaarsrecht en kaal altijd rechte lijnen trekt. Het leken takjes groen, afgeknipt van het onkruid dat veel te enthousiast in mijn tuin groeit. Deze sliertjes groeiden kris-kras en hadden gezellige, ronde blaadjes. Ik rook er aan en concludeerde dat het geen munt of oregano was. Uiteindelijk vroegen we het aan de kok. “Siererwt” zei hij blij.

De kok werd vrolijk van onze verbazing. Hij beweerde dat het lekker spul is. En gezond bovendien. Mijn collega keek er misprijzend naar. Met één snelle beweging ging de siererwt van haar bord. “Ze verzinnen de gekste dingen,” mopperde ze. “Laatst kreeg ik ergens viooltjes voorgezet. Die horen toch zeker in een vaas.”