Column Erina: Verkouden
Column Erina: Verkouden

Column Erina: Verkouden

Kunst & Cultuur

Een keer per jaar hebben we vergadering. De jaarvergadering. Hij is in het midden van het land en er is altijd iets feestelijks. Vandaag was er gebak. Langwerpige gebaksdozen waar met vrolijke letters ‘uitdeellekkers’ op stond. Door het plastic in de deksel kon je zien dat er een heel groot stuk taart in zat. Dat moest nog worden gesneden voor het kon worden uitgedeeld.

Ik werk altijd graag mee, als er stukken gesneden moeten worden uit een grote taart. Ik ben heel goed in verdelen. En het is echt toevallig als ik dan bij het grootste stuk aan de beurt ben. Ook nu stond ik weer te dralen om me als vrijwilliger aan te melden. Tot de doos openging. Aan de binnenkant van de vrolijke letters stonden keurige streepjes. Zo wist je precies waar je moest snijden als je gelijke porties uit de rechthoek van schuim en slagroom wilde snijden. Het was een tien-persoons-uitdeel-gebak. En als je langs de lijntjes sneed, kreeg iedereen ongeveer evenveel. Teleurgesteld nam ik een portie. Het was wel eerlijk, dat moet ik toegeven. 

Toen we allemaal zaten, deden we een rondje. Iedereen mocht een keer zeggen waarom hij of zij bij het jaarlijkse feestje was. Ik probeer altijd te raden waar de spreker vandaan komt vóórdat hij het heeft gezegd. Groningers en Drenten haal ik door elkaar, maar Limburgers pik ik er feilloos uit. Zij praten niet, zij zingen. Ik vertelde uit het zuiden te komen en prees even kort ons mooie Brabant aan. Maar nog vóór ik was uitgepraat, viel iemand me in de rede. Hij bleek te werken bij het RIVM en wist alles van infectieziekten. En de richtlijnen om in Brabant vooral lekker thuis te werken. Ik probeerde te vertellen dat dat alleen nodig was als je hoestte of koorts hebt, en dat ik natuurlijk - zo gezond als een vis - mijn jaarlijkse uitje niet zomaar voorbij liet gaan.

Een half uurtje later nam ik mijn laatste slokje koffie. Omdat ik tegelijkertijd in druk gesprek gewikkeld was met m’n buurvrouw, verslikte ik me. Bij het eerste kuchje vlogen de stoelen van mijn buren naar achteren. Drie mensen sprongen verschrikt op, terwijl ik steeds roder werd. Ik hoestte luidruchtig om de koffie weg te werken en ondertussen schudde ik mijn hoofd, wees op mijn lege kopje, en hoestte verder. Zodra het lukte, stamelde ik zachtjes :“Ik verslikte me. Heus. Ik ben niet verkouden.”